Een werknemer kan dagen aanvullende vakantie nemen in het geval van de aanvang of hervatting van een activiteit na een lange inactiviteitsduur.
Deze maatregel geeft aan elke werknemer het recht om minstens 4 weken vakantie per jaar te genieten die gedekt worden door het vakantiegeld.
Deze vier weken vakantie moeten berekend worden in functie van de prestaties van de werknemer: als hij maar zes maanden heeft gewerkt, heeft hij enkel recht op twee weken vakantie.
Bepalingen in verband met aanvullende vakantie werden opgenomen ingevolge artikel 17bis van de gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers en ingevolge de artikelen 3bis en 37quinquies tot 37duodecies van het KB van 30.03.1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.